Stof Stof
Alles wat we om ons heen zien bestaat uit materie. Dat geldt voor wat we in de natuur aantreffen, zoals bergen en rivieren. Het geldt ook voor dingen die mensen hebben ontworpen en gebouwd, zoals machines, voertuigen, muziekinstrumenten  en computers. In de bijbel komt het woord materie niet voor. Het woord dat daar het dichtste bij komt is het woord stof. Dat  wordt het eerst gebruikt in Genesis 2, waar geschreven is: God de HEER vormde de mens uit stof, uit aarde (vers 7). In het volgende hoofdstuk vinden we de woorden van God tot de mensen Stof ben je, tot stof keer je terug (Genesis 3:19). Het leven op aarde is tijdelijk. 

Door de eeuwen heen is vastgesteld dat alle materie is opgebouwd uit atomen. Dat zijn de kleinste deeltjes van de elementen, zoals waterstof, stikstof, ijzer. Het aantal verschillende elementen is ongeveer honderd. Dat is een verrassend klein aantal als we denken aan de enorme diversiteit aan materialen die we kennen uit de natuur en de techniek. Dat is mogelijk doordat atomen op heel verschillende wijzen kunnen worden verbonden tot moleculen. Er zijn gegronde redenen voor het inzicht dat er niet meer elementen bestaan dan die we nu kennen. Dat geldt niet alleen voor de aarde, maar voor het hele universum. De atomen die we met de meest geavanceerde telescopen kunnen waarnemen tot in de verre uithoeken van het heelal zijn dezelfde als de atomen die we op aarde vinden. Wat de bouwstenen van de materie betreft is de aarde dan ook niet bijzonder. Overal waar we kunnen kijken zien we dezelfde atomen, op andere planeten, in de atmosfeer van andere sterren, en in de wolken ijle materie in de eindeloze ruimte tussen de sterren. Dat besef is duizelingwekkend, vooral ook omdat het heelal duizelingwekkend groot is.

De aarde, de woonplaats van de mensen, is onmetelijk klein vergeleken met de grootte van het heelal. Het bijzondere is dat de aarde de enige plek in het heelal is waarvan we weten dat daar leven is. Of er ook leven op andere planeten is weten we niet. Evenmin weten we hoe het leven op aarde is ontstaan. Wel weten we dat een levend organisme is samengesteld uit dezelfde elementen die we ook aantreffen in niet-levende materie. Een levend organisme wisselt voortdurend materie uit met zijn omgeving. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij ademhaling, bij eten en drinken,  bij transpiratie. We spreken dan ook van stofwisseling. Als die uitwisseling stopt, dus als een organisme geïsoleerd wordt, gaat het dood.

Van een enkel atoom kunnen we niet zeggen dat het leeft. Zo’n uitspraak heeft geen betekenis. Een zuurstofstofatoom in ons bloed draagt bij aan het leven, maar is ook identiek aan een zuurstofatoom in de atmosfeer. De levensduur van elk levend organisme is eindig. Een dood lichaam vergaat en valt uiteen. Daarbij gaat geen enkel atoom verloren. Hetzelfde geldt als we een blok hout verbranden. Het hout gaat daarbij over in as en verbrandingsgassen. De atomen gaan daarbij andere verbindingen aan, maar blijven bestaan. Atomen zijn dan ook uiterst duurzaam. Maar elk levend organisme is sterfelijk.

 Het gedrag van materie wordt beschreven door een stelsel van natuurwetten met wiskundige precisie. Het is de rol van de natuurkunde (ook wel fysica genoemd) om die wetten te ontdekken en te beschrijven. Dat is een zoektocht die nooit voltooid is. Alle materie vormt een fysisch systeem dat bestaat uit atomen. Dat geldt dus ook voor een levend organisme als de mens. Dat roept de vraag op: is daarmee alles gezegd? In onze cultuur wordt het steeds gebruikelijker om deze vraag met ja te beantwoorden. Dat leidt tot een puur materialistisch mensbeeld. De mens wordt dan gezien als een complexe materiële structuur, en niet meer dan dat. Maar een mens heeft ook geestelijke vermogens. Hij kan nadenken en hij heeft een vrije wil om keuzes te maken en besluiten te nemen. Een grote vraag is hoe die vermogens voortkomen uit materiële complexiteit. Hoe dan ook, wij mogen de natuur als schepping zien. Dat houdt in dat de wereld en ons bestaan daarin bedoeld is. Daarmee wordt ook het leven een zoektocht naar zin in het leven. 
Gerard Nienhuis
 
terug