God de Vader God de Vader
Er zijn drie wereldwijde religies die teruggaan op dezelfde aartsvader Abraham: Jodendom, Christendom en Islam. Elk van deze drie heeft als basis het geloof in één God. Hij is het die hemel en aarde gemaakt heeft. Allah, de naam waarmee de ene God in de Islam wordt genoemd, is het Arabische woord voor God. Het heilige boek van de Islam is de Koran, die in de 7e eeuw van onze jaartelling in Arabië tot stand is gekomen door tussenkomst van Mohammed. Hij wordt beschouwd als de laatste profeet.

In het Jodendom wordt van oudsher uitgezien naar de komst van de Messias, een door God gezondene, die vrede en welvaart zal brengen. Het woord Messias betekent Gezalfde. In de christelijke kerk is de Bijbel door de eeuwen heen veruit het belangrijkste en meest gezaghebbende geschrift geworden. Het eerste deel van de Bijbel, het Oude Testament, is een verzameling boeken uit het oude Israël  en het vroege Jodendom. De wet en de profeten (de Tora en de Neviiem), waar Jezus naar verwijst in Matteüs 22:40, maken daar deel van uit. In het Nieuwe Testament staat de persoon van Jezus centraal, zowel in de evangeliën als in de brieven van de apostelen. Veel van de personen en verhalen uit de Bijbel komen ook in de Koran voor. Jezus wordt daarin erkend als één van de profeten. In het Christendom wordt Jezus gezien als de Messias. De titel Christus is de Griekse vertaling van het woord Messias, Gezalfde. Er is dus ook heel wat verwantschap tussen de drie monotheïstische religies. Maar dat betekende niet dat hun onderlinge verhoudingen steeds probleemloos waren.

Er is ook een belangrijk punt waarin het Christendom wezenlijk verschilt van zowel Islam als Jodendom. Jezus noemt volgens de evangeliën God zijn Vader. Bovendien roept hij zijn leerlingen op om dat ook te doen (Matteüs 6). Zo werd het ‘Onze Vader’ een belangrijk element in de liturgie. Zo werden christenen kinderen van één Vader, en daarmee zusters en broeders van elkaar. In Johannes 1 wordt de komst van Jezus weergegeven als het Woord van God dat mens geworden is (Johannes 1). In de evangeliën wordt hij vaak aangeduid als de Zoon van God. Maar hij noemt zichzelf liever de mensenzoon. In de christelijke traditie groeide dat uit tot het beeld van de Drieëenheid van Vader, Zoon en Geest. In de Bijbel komt die uitdrukking overigens niet voor. In zowel het Jodendom als in de Islam wordt dat beeld gezien als in tegenspraak met het geloof in één God. Een vergelijkbare tegenspraak klinkt door in de gedachte dat Jezus waarachtig mens èn waarachtig God is. Maar misschien is deze spanning juist een kenmerk van het Koninkrijk van God, waarin de machthebber minder belangrijk is dan de geringe en de machteloze. Daar wordt de laatste de eerste, en de Koning wordt herkend in een kind.

De voorstelling van God als Vader verliest aan overtuigingskracht voor hen die geen goede herinneringen hebben aan haar of zijn vader. In onze samenleving is dat helaas geen zeldzaamheid. We horen verontrustend vaak berichten over geweld en misbruik, ook door vaders. Het wat onwennige beeld van God als Moeder kan in zo’n situatie misschien meer troost bieden. Voor dat ongebruikelijke beeld zijn in de Bijbel goede gronden vinden. In de beschrijving van de schepping van de mens in Genesis 1:27 lezen we: God schiep de mens als zijn evenbeeld, …, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen. De mens kan geen getrouw evenbeeld van God zijn zonder mannelijke en vrouwelijke trekken.
Gerard Nienhuis
terug